Skip to content

De kaart is niet het gebied, gelukkig maar!

2018 November 30

Afgelopen week was het weer eens zo ver: ik stond in een niet bestaande file. Tenminste, niet bestaand op de kaart van mijn auto navigatie, want vóór mij stond wel degelijk het verkeer stil op de snelweg. Er is niets vervelender dan in een file te staan die niet op de kaart staat of die niet tijdens de filemeldingen op de radio word genoemd. Alsof je eventjes niet bestaat. Ik had het natuurlijk kunnen weten, de kaart is nu eenmaal niet het gebied**. Een uitspraak*, die in verschillende wetenschappen tot nader onderzoek uitnodigt.

Model van de werkelijkheid

Dat een kaart van een gebied niet hetzelfde is als het gebied lijkt een open deur. Een toeristische kaart van Amsterdam is niet hetzelfde als de toeristenstroom op straat en de bewegende kaart van de NS app is niet hetzelfde als de echte trein op de rails. Maar toch halen we model (kaart) en werkelijkheid regelmatig door elkaar. Ze hebben immers veel met elkaar te maken: die kaart gaat over Amsterdam! We nemen de kaart, zeker als deze uit een computer komt, gemakkelijk voor waar aan, in de zin van: gelijkend op de werkelijkheid. Dat doen we dan wel door de ogen van de maker van het model. Het is daarom handig om te begrijpen hoe dat model in elkaar zit. Welke datastroom en welk algoritme worden gebruikt om de file te voorspellen: de berichten van de nieuwslezer, de lussen in het wegdek of de data van (voldoende) stilstaande auto’s zelf?

1:1 kaart

Dankzij nieuwe technologie (overal sensoren, die altijd aan staan) wordt het mogelijk de werkelijkheid steeds beter te benaderen. De technische gedreven dwang om de werkelijkheid zo exact mogelijk af te beelden kan ook doorschieten: het nut van het verzamelen van data kent zo zijn grenzen. Zo schreef Jorge Louis Borges** al over een rijk waar de cartografen in de gunst van de koning waren gekomen en op zijn bevel zijn rijk met een schaal van 1:1 mochten afbeelden. Als een deken over het land werd alles 1:1 geprojecteerd, niets werd meer overslagen. Dat het nut van zo’n kaart zeer beperkt is (waar blijft het overzicht, het inzicht, het zonlicht..) werd al snel duidelijk. Lappen van de overgebleven kaart werden generaties later in de woestijn nog aangetroffen, als onderdak voor dieren en bedelaars.

Soms weten we te weinig van de werkelijkheid om een harde, scherpe lijn op de kaart te rechtvaardigen. Een lijn die de grens van een geluidszone aangeeft, heeft een hele andere exactheid dan de lijn, die de grens van een gebouw weergeeft. Een collega wees met recent op de mogelijkheid om dat soort grenzen als ‘geschetst’ te visualiseren. Een geplande wijk of stadsgezicht krijgt zo een wat cartooneske aanblik. Voor de ondergrond (dank open data van het Dinoloket van TNO) werkt deze visualisatie ook: daar verdienen de grenzen helemaal niet zo’n exacte afbeelding. Misschien past zo’n wazige visualisatie ook beter bij de navigatie-app in auto, zo van: daar begint die file mogelijk ongeveer.

Grip op de werkelijkheid

Moeten dus maar ophouden met kaarten, als modellen van de werkelijkheid, te produceren? Niets minder waar, de werkelijkheid zelf is té overweldigend om in één keer te bevatten. We hebben juist modellen en abstracties nodig om enig begrip van de werkelijkheid op te kunnen doen. Maar tegelijkertijd is het raadzaam om met meerdere modellen van de werkelijkheid te werken en om maker en model kritisch te blijven benaderen.

Terugkomend op de onverwachte file: gelukkig overkomt het tegenoverstelde mij ook regelmatig. Dankzij de app stel ik me in op een aangekondigde file over 16 km. Eenmaal bij de plaats delict aangekomen is er in velden of wegen een file te bekennen. Gelukkig maar, mijn dag is weer helemaal goed. Fijn model van de werkelijkheid, die app!

 

* De uitspraak komt uit Alfred Korzybski’s Science and Sanity. Voor wie actueleele verdieping in het onderwerp zoekt: The Map and the Territory, Wuppuluri, Shyam, Doria, Francisco Antonio (Eds.), Springer.

**Zie On Exactitude in Science, Jorge Louis Borges. Lewis Carroll (Sylvie and Bruno Concluded) en Umberto Eco (“On the Impossibility of Drawing a Map of the Empire on a Scale of 1:1”) hebben het onderwerp ook beschreven.

Verschenen op geografie.nl, 14 november 2018.

Leren zonder grenzen

2018 October 12

Recent mocht ik een bijdrage leveren aan de 25e Esri GIS Conferentie, door een lezing met ‘grenzen’ als onderwerp te verzorgen. De geo-professional, wie dat dan ook mag zijn, omgrenst verschijnselen zodat we ze kunnen bestuderen. Sommige grenzen zijn nauwkeurig te bepalen en andere grenzen zullen altijd wazig blijven. Grenzen zijn zelden statisch, ze bewegen. Iedereen heeft wel een associatie met grenzen, het begrip maakt altijd wel wat los. Genoeg perspectieven om nader te onderzoeken.

Onderwijs en werkveld

Het is goed om af en toe even stil te staan bij wat ons begrenst, als persoon, als mens binnen een organisatie. Om je vervolgens af te vragen of die grens wel terecht is en of deze enkel in ons hoofd bestaat. En om er vervolgens overheen te stappen en gewoon te kijken wat er dan gebeurt. Grenzen worden gelegd, maar juist ook verlegd.

We hebben specifiek stilgestaan bij de grenzen tussen het onderwijs en de wereld van de professional, de verdwijnende grenzen binnen organisaties, de schuivende grenzen tussen mens en machine, en de stevige grenzen, barrières zo u wilt, die we tegenkomen als we maatschappelijke uitdagingen willen aangaan (lees energietransitie, klimaatadaptatie). Persoonlijk mocht ik de grens van onderwijs en werkveld toelichten.

De wereld van het leren is zonder grenzen geworden. Ik doel dan niet enkel op blended learning, waarbij het schoolgebouw, als de plek waar het echte lerenplaatsvindt nog steeds een belangrijke plaats inneemt. Het gaat me ook om de werelden van hoger onderwijs en een werkveld, werelden die elkaar echt nodig hebben: nieuwe opleidingen moeten ideeën eerst extern toetsen, voordat er onderwijs ontwikkeld gaat worden. Kritische meedenkers uit een werkveld kunnen voor echte opdrachten, vers uit de daagse praktijk, aanleveren en dat maakt het leren voor studenten levendig en actueler.

Doe mee!

Eerder al op dezelfde conferentie vertelde Tim Favier aan een volle zaal van GIS-professionals waarom GIS zo expliciet in het VO-eindexamen is opgenomen. Zelf vind ik het burgerschapsargument het meest aansprekend: leerlingen kunnen zelf uitspraken doen over ruimtelijke vraagstukken, dankzij GIS. Dat is niet alleen een noodzakelijk vaardigheid in een landje zoals Nederland, waar veel onderwerpen aanspraak op de ruimte maken, maar ook op wereldwijde schaal is dat een zeer nuttige vaardigheid.

Stapsgewijs werd het TPACK model door Tim uit de doeken gedaan, want als je GIS in de klas wil toepassen dan heb je kennis nodig van technologie, pedagogiek en content. Als randvoorwaarden benoemde hij het examenprogramma, de hardware, applicaties, geo-data, lesmateriaal en natuurlijk de docent voor de klas. Dat al die kennis niet meteen bij één docent of team te vinden is, is bijna vanzelfsprekend. Daarom sloot Tim af met een oproep aan de zaal om in actie te komen: Doe mee! Help als GIS-consultant een school in de buurt, je neef die ook docent is of gewoon de middelbare school, waar je kinderen elke dag naar toe fietsen. Het is zeker een leerzame ervaring.

Horizon

Als we wat langer bij grenzen stilstaan, dan blijkt soms dat onze eerste gedachten niet meteen de beste zijn. Ergens had ik het idee dat grenspalen tussen Nederland en onze buren op de grens zouden staan. Dankzij zomerstudent* Martijn Noomen weet ik nu dat de kleine obelisken vooral dienen om de echte grens te kunnen aanwijzen, bijvoorbeeld 14 meter verder. Verder blijkt Nederland vol met bestuurlijke grenzen, van gemeentegrens tot COROP-regio. Het resultaat, een kaart van de bestuurlijke dichtheid, brengt de burger mogelijk aan het twijfelen over zelfredzaamheid.

Hoe verschillend we tegen grenzen aan kunnen kijken: is de horizon, de grens van wat we kunnen zien, nu ‘het einde’ (de einder) of juist de plaats, de zone, strook, voor een nieuw begin? Voor het GIS in het voortgezet onderwijs, en vooral de leerlingen die zo graag naar buiten gaan, ga ik uit van dat laatste.

*mijn eerste associatie blijft een student die druiven gaat plukken in Frankrijk, maar het is gewoon een in de vakantie doorlerende student.

Verschenen op geografie.nl, 5 oktober 2018.

Een whatsappje aan 15 jarig Geo-Informatie Nederland

2018 September 9

Het was bijna onopgemerkt aan mij voorbij gegaan: 15 jaar Geo-Informatie Nederland. Dat is snel gegaan! Een echt verjaardagfeest of jubileum is het niet: 15 jaar komt toch nog wat puberaal over. Maar het onderwerp past uitstekend in een jaar van feestjes: 13e Geoweek, 20 jaar Esri Nederland, 25e Esri GIS Conferentie. Hoe feliciteer je vandaag de dag een 15-jarige? En wat wens je als oud-GINner voor zo’n nog relatief jong GIN?

De start van GIN was bijzonder. Na jaren van passief lidmaatschap, niets mis mee, wilde ik graag actief een bijdrage leveren. De eerste vergadering van het nieuwe bestuur (november 2003), met twaalf bestuursleden (!), is me zeker bijgebleven. In dat nieuwe bestuur mocht ik met marketing en communicatie GIN zelf op de kaart zetten. De onderwerpen die zoal op tafel lagen: portefeuille verdeling, focus en freeriders, partnerprogramma en publicatiereeks, secties en werkgroepen. Leuk om die oude notulen weer door te bladeren: een themabijeenkomst met als onderwerp “Google-GIS” haalde nog geen 20 deelnemers (2004). Verslag van het GITA congres – waar is dat congres gebleven? Moeten we nu wel of niet een GIN email nieuwsbrief beginnen? De meeste gestelde vraag toen: zit je namens de VVL of NVK in het bestuur? De fusie was duidelijk nog niet helemaal tot iedereen doorgedrongen.

 De nieuwe vereniging Geo-Informatie Nederland wilde door samenwerking meer bereiken. We hadden niet de intentie om te concurreren, maar deden dat uiteindelijk wel. Daarom hebben we pro-actief geprobeerd de relatie met de andere geo-bladen aan te halen. We organiseerden samen kennisdagen en er werden specials over de GIN bijeenkomsten door anderen verzorgd. Het (1 april) idee om naar een “GISInfoMatrix” toe te werken werd niet breed verwelkomt. Doordat kwaliteitsvakblad ViMatrix ter ziele ging, is het geo-media landschap wel verarmd. Jammer dat we dat niet konden verhinderen.

GIN heeft toen ook ingezet op het anders organiseren van de bijeenkomsten. We werkten meer regionaal, dan thematisch en altijd in samenwerking met een andere organisatie. Zo vonden er tijdens het GIN Congres 2007 wel 12 nevenbijeenkomsten plaats. We hebben ook de organisatie van de beursvloer van het congres professioneel uitbesteed, waardoor het tijdperk van het uitzetten van de stands met een tachymeter definitief ten einde kwam.  De inhoud van het congres zelf viel uiteraard onder verantwoordelijkheid van een programma commissie. Dat het bestuur zelf geen invloed had op de uit te nodigen sprekers was even wennen voor de lobbyende standhouders. De nieuwe opzet leek te werken: voor de Geo-Info Xchange 2009 waren er in totaal 3115 aanmeldingen, waarvan er 2585 unieke deelnemers ook daadwerkelijk kwam opdagen. Het eindoordeel van de 63 standhouders: 7.7. Het waren de getallen die ons moed gaven.

Na mijn afscheid vanuit het bestuur als voorzitter in 2011 heb ik me bewust niet met het reilen en zeilen van de vereniging bemoeit. Je loopt een nieuwe bestuur al snel voor de voeten. De enige uitzondering, naast deze felicitatie,: toen de vereniging vroeg om studenten de toegang tot de jaarlijkse bijeenkomst financieel lastig te maken (en daarvoor bedrijven te laten sponsoren) heb ik de voorzitter wel even gebeld.. Ik wens zo min mogelijk barrières voor de nieuwe generatie, die dit mooie werkveld zullen verbreden. De voorzitter was het geheel met mijn eens.

 Terugkijkend: een leerzame en mooie tijd met enthousiaste vrijwilligers, die er samen méér van willen maken. Bij mijn afscheid, een kookavond met bestuur en partners, was ik het laatste bestuurslid van het 2003 bestuursploeg. Een goed teken van de levensvatbaarheid van een vereniging. – Het “25 jaar GIN” feestje zet ik alvast in mijn agenda.

Geschreven voor Geo-Info, 2018, nummer 4.